Na een scheiding willen beide partners vaak hun relatie met hun huisdieren behouden.

Aan niet-getrouwde stellen kan het dier worden toegewezen als gemeenschappelijk eigendom voor tijdelijk gebruik. Als mede-eigenaars hebben beide partners recht op een redelijk "gebruik" van het huisdier. Dit resulteert in een situatie die vergelijkbaar is met een zogenaamd alternerend model in de zorg voor gezamenlijke kinderen.

De situatie is anders voor echtparen. De bijzondere bepalingen van het familierecht schrijven voor dat huisdieren voor uitsluitend gebruik aan één echtgenoot moeten worden toegewezen. Daarom is een soort afwisselend model over het algemeen alleen mogelijk door een privéovereenkomst tussen het gescheiden/gescheiden stel en kan het niet worden bevolen door de rechtbank.

Een Noord-Duitse familierechtbank heeft nu een manier gevonden om het doel van het afwisselende model op tijd voor Kerstmis te bereiken in het kader van een tijdelijk bevel.

De beslissing was gebaseerd op een zaak waarin een getrouwd stel dat apart woonde aanvankelijk op gedeelde basis voor hun hond zorgde, totdat een van de echtgenoten de hond alleen voor zichzelf opeiste.

De lokale rechtbank bevestigde de primaire toepasselijkheid van § 1361a BGB en wees de hond ook voorlopig toe aan één echtgenoot voor uitsluitend gebruik. De beslissing leidt echter tot een de facto afwisselend model:

Doorslaggevend voor de toewijzing was volgens de redenering van de rechter dat bij toewijzing aan de uitverkoren echtgenoot ervan mocht worden uitgegaan dat de hond niet volledig aan de verliezende echtgenoot zou worden ontnomen. De winnende echtgenoot had duidelijk gemaakt dat hij in geval van toewijzing van de hond aan hem bereid was met zijn uitwonende echtgenoot af te spreken dat deze de hond regelmatig kon blijven zien. De verliezende echtgenoot had daarentegen heel duidelijk gemaakt dat hij de andere partij in de toekomst van elk contact met het dier zou uitsluiten. Als gevolg hiervan betekende dit gedrag van de verliezende echtgenoot dat de hond een verzorger volledig zou verliezen, terwijl de hond beide echtgenoten als verzorgers zou behouden als hij aan de winnende echtgenoot zou worden toegewezen.

In feite moet het vroegere afwisselende model worden voortgezet.

De beslissing toont een mogelijke argumentatie voor toekomstige zaken: Niet het wisselmodel zelf wordt bevolen, maar de echtgenoot die dit mogelijk wil maken heeft een betere kans om het dier toegewezen te krijgen. Het is echter niet te voorzien wat er zal gebeuren als de echtgenoot geen gebruik maakt van zijn of haar goede bedoelingen en vervolgens het dier behoudt - in principe in overeenstemming met zijn of haar rechten.

Paula Morschhäuser
Advocaat

nl_NLNederlands