Alimentatie voor niet-echtgenoten: De gemeenschap van verantwoordelijkheid in het sociaal recht
Voor veel mensen en hun familieleden betekent de behoefte aan langdurige zorg een aanzienlijke financiële last, ondanks de voordelen die de wettelijke verzekering voor langdurige zorg biedt. In principe biedt de zorgbijstand van de overheid mensen die zorg nodig hebben financiële steun als hun eigen middelen ontoereikend zijn. In deze context wordt de rol die familieleden spelen in het sociaal recht echter vaak onderschat.
Het ondergeschiktheidsbeginsel
De toekenning van sociale bijstand is onderworpen aan het principe van ondergeschiktheid: eigen middelen en de fondsen Verwante partijen moeten prioriteit krijgen voordat de overheidssteun van kracht wordt. § 19 (3) SGB XII definieert de groep mensen van wie het inkomen en vermogen moet worden gebruikt om in hun behoeften te voorzien voordat de sociale bijstand wordt uitbetaald.
Deze groep mensen omvat
- De Begunstigden
- De Niet gescheiden levende echtgenoot of
- Voor minderjarige, ongehuwde personen: de Ouders of één ouder.
En hoe zit het met ongehuwde partners?
Wie denkt dat een partnerschap buiten het huwelijk bescherming biedt tegen verhaal door de sociale dienst als de partner zorg nodig heeft, vergist zich.
Terwijl het burgerlijk recht alimentatievorderingen tussen partners buiten het huwelijk niet erkent, voorziet het sociaal recht wel in vorderingen. De achtergrond hiervan is de bestaande relatie in het sociaal recht tussen de behoeftige persoon en de partner. Gemeenschap van verantwoordelijkheid. Volgens § 20 SGB XII Verbod op verbetering moet Samenwonende partners niet gunstiger worden behandeld dan echtgenoten wat betreft de voorwaarden en de reikwijdte van sociale bijstand.
De gemeenschap van verantwoordelijkheid
Het begrip "gemeenschap van verantwoordelijkheid" is niet in de wet gedefinieerd. Daarom ontstaan er in de praktijk problemen, vooral als het gaat om de vraag wanneer er sprake is van een op een huwelijk gelijkende gemeenschap in de zin van § 20 SGB XII en welke feitelijke vaststellingen daarvoor nodig zijn. De sociale rechtbanken hebben criteria ontwikkeld voor het bestaan van een gemeenschap van verantwoordelijkheid:
- PartnerschapsobligatieEen exclusief levenspartnerschap voor de lange termijn.
- Woon- en economische gemeenschapDe partners wonen en werken samen.
- Wederzijdse bereidheid om betrokken te rakenEr is bereidheid om verantwoordelijkheid voor elkaar te nemen.
De doorslaggevende factor is hier een algemene beoordeling van het individuele geval.
Ruimtelijke scheiding door verblijf in verzorgingshuis
Hoewel de woongemeenschap die nodig is voor een gemeenschap van verantwoordelijkheid ongetwijfeld niet (meer) bestaat wanneer een levenspartner naar een verpleeghuis verhuist, de sociale rechtbanken regelmatig beslissen dat de loutere ruimtelijke scheiding veroorzaakt door het verblijf in een verpleeghuis, de gemeenschap nog niet klaar. De doorslaggevende factor is de wil om de gemeenschap voort te zetten.
In deze context eisen rechtbanken zoals de Sociale Rechtbank van Karlsruhe (vonnis van 14.08.2015 - S 1 SO 1225/15) en de LSG Baden-Württemberg (vonnis van 01.10.2015 L 7 SO 118/14) dat een mogelijk Wil om te scheiden herkenbaar van buitenaf moet duidelijk worden gedocumenteerd. Een eenvoudige verklaring dat het partnerschap is ontbonden, is niet voldoende.
Volgens een beslissing van het LSG Bremen ontbreekt de vereiste wil om toe te treden ten minste als een overeenkomstige wil niet meer kan worden gevormd als gevolg van dementie. (LSG Niedersachsen-Bremen, besluit van 9 april 2020 - L 8 SO 270/19 B ER)
Conclusie
Partners buiten het huwelijk moeten zich ervan bewust zijn dat ze volgens het sociaal recht deel uitmaken van een gemeenschap van verantwoordelijkheid en daarom mogelijk op dezelfde manier moeten betalen voor de zorg van hun partner buiten het huwelijk als een echtgeno(o)t(e).
Ricarda Hegge
Assessor